Back-updoel
In het tabblad Back-upbestemming van Back-up en replicatie kunt u een lokale, netwerk- of cloudback-upbestemming bepalen voor te maken back-uptaken.
Een lokaal back-updoel maken:
Er is een lokaal back-updoel nodig als u gegevens wilt back-uppen van DiskStation naar een lokaal gedeelde map, volume of externe USB/eSATA-schijf. Het back-updoel moet van de bron verschillen en de capaciteit van de bestemming moet groter zijn dan de totale grootte van de gegevens die u wilt back-uppen.
- Klik op Maken, selecteer Lokaal back-updoel en klik vervolgens op Volgende.
- Geef dit back-updoel een naam, selecteer de bestemming waar u de back-upgegevens wilt opslaan en selecteer vervolgens of u de meest up-to-date back-upkopie of alle back-upversies wilt behouden.
Opmerkingen:
- als gegevens op het back-updoel tijdens het uitvoeren van de back-uptaak worden verwijderd, wordt een volledige back-up uitgevoerd bij de eerstvolgende taak.
- Als u nieuwe externe schijven als back-updoel wilt gebruiken, moeten de schijven mogelijk worden geformatteerd.
- Voor u een back-uptaak maakt, moet u controleren of de externe schijven correct zijn aangesloten op uw DiskStation. Ga naar Configuratiescherm > Externe apparaten om de status van de USB/eSATA-schijven te controleren. Externe schijven kunnen niet als back-updoel worden gebruikt als de schijf geïnitialiseerd, geformatteerd of defect is.
- Extern gekoppelde gedeelde mappen kunnen niet als back-upbron of -doel worden geselecteerd.
- Als een gecodeerde gedeelde map is ontkoppeld, kan deze niet als back-updoel worden gekozen.
- Afbeeldingsminiaturen van een bestemming met het bestandssysteem NTFS/FAT kunnen niet worden geback-upt.
Een netwerkback-updoel maken:
Er is een netwerkback-updoel nodig als u gegevens via wilt back-uppen van DiskStation naar een andere DiskStation of een rsync-compatibele server. Er zijn verschillende opties beschikbaar voor het maken van back-uptaken, zoals overdrachtcodering, compressie, blokniveau-back-up en vele andere opties. Denk eraan dat bepaalde opties, zoals overdrachtcodering, de snelheid van de back-uptaak kunnen verlagen.
- Voor u een netwerkback-updoel maakt, moet u zich eerst aanmelden op de doelserver en naar Back-up en replicatie > Back-upservices gaan om netwerkback-upservice en/of netwerkback-upvolumedoel in te schakelen.
- Maak een back-up op uw DiskStation, ga naar Back-up en replicatie > Back-updoel. Klik op Maken, selecteer Netwerkback-updoel en volg de instructies van de wizard.
- Met Netwerkback-updoel (DiskStation server) kunt u back-upgegevens in een gedeelde map bewaren om de recentste back-upkopie bij te houden of back-upgegevens op een volume bewaren om meerdere versies van back-upkopieën te behouden. Met Netwerkback-upbestemming (rsync-compatibele server) kunt u alleen de meest actuele back-upkopie bewaren.
Opmerkingen:
- de volgende modi zijn beschikbaar voor het maken van een back-uptaak met rsync-compatibele servers als netwerkback-updoel: rsync daemon modus wordt gebruikt als u een back-upmodule (gedeelde map op de rsync-compatible server) selecteert in het vervolgkeuzemenu naast Back-upmodule. remote shell modus wordt alleen ingeschakeld als u een absoluut pad invoert (beginnend met "/") bij Back-upmodule.
- voor Linux-gebruikers mogen alleen de accounts admin, root en rsync back-uptaken uitvoeren.
- Wilt u toegang tot een doelserver via internet met behulp van de desbetreffende hostnaam, moet de hostnaam het formaat FQDN (Fully Qualified Domain Name) hebben, bijvoorbeeld abc.bcd.com.
- Bij het maken van een back-up van een naar een ander DiskStation-apparaat wordt u gevraagd om de gebruikersnaam en het wachtwoord van een account op de bestemming in te voeren. Vooral wanneer u de back-up naar een volume van een andere DiskStation wilt uitvoeren, moet u een account van de groep administrators opgeven. Bij het back-uppen naar gedeelde mappen van een andere DiskStation kunt u dit uitvoeren volgens de ingestelde toegangsrechten van de mappen. Alleen de gedeelde mappen waarvoor de opgegeven gebruikersaccount toegangsrechten heeft, worden weergegeven. Controleer uw toegangsrechten als u de gewenste map niet op de bestemming kunt vinden.
- Back-upcodering wordt enkel ondersteund als de doelserver netwerkback-up ondersteunt en het verificatiewachtwoord niet leeg is.
- de modus Remote shell ondersteunt alleen gecodeerde back-up.
- Bij het back-uppen naar een rsync-compatibele server kunt u na het maken van rsync-back-uptaken de rsync-coderingsmodus niet meer wijzigen. Om de configuratie te wijzigen moet u een nieuwe rsync-taak maken.
- Als u een back-up maakt van bestanden naar een DiskStation via een rsync-client een rsync-compatibele server, moet u de bestanden een UTF-8-codering hebben.
- Als u een back-up maakt van bestanden naar een DiskStation via een rsync-compatibele client, kunt u de taak enkel uitvoeren met een admin-, root- en rsync-account van DiskStation.
- Als u een back-up maakt van bestanden van een DiskStation naar een rsync-compatibele server, moet u de juiste naam en het correcte wachtwoord voor de rsync-back-upaccount invoeren. U moet ook de juiste back-upmodule met schrijfrechten kiezen.
Een Amazon S3-back-updoel maken:
er is een Amazon S3-back-upbdoel nodig als u gegevens wilt back-uppen van DiskStation naar een Amazon S3-server.
- Klik op Maken, selecteer Back-updoel op publieke cloud en Amazon S3-back-updoel en klik vervolgens op Volgende.
- Geef dit back-updoel een naam, voer de aanmeldingsgegevens in en vervolgens alle vereiste velden om de back-uptaak in te stellen.
Opmerkingen:
- er zijn verschillende opties beschikbaar voor het maken van back-uptaken met Amazon S3 als netwerkback-updoel, zoals overdrachtcodering, back-up naar Amazon S3 RRS (Reduced Redundancy Storage) en andere opties. Denk eraan dat bepaalde opties, zoals overdrachtcodering, de snelheid van back-uptaken kunnen verlagen.
- Een back-upbestand wordt opgeslagen in de Bucket die u hebt geselecteerd op de Amazon S3 server, en de ingestelde sleutelwaarde begint met de door u gekozen mapnaam en eindigt met het volledige pad van het bestand.
- de gegevensstructuur van Amazon S3 bestaat uit een Bucket en een SLEUTEL zonder mapstructuur. Een back-up van een lege map wordt niet ondersteund.
- Als een back-upbestand niet werd gewijzigd, wordt het niet opnieuw opgenomen in de back-up in dezelfde Bucket op de Amazon S3-server.
- Iedere Bucket op Amazon S3 moet een unieke naam hebben. Daarnaast moet de naam:
- een bereik van 3 tot 63 tekens hebben
- alleen kleine letters, getallen, punten (.) en streepjes (-) bevatten.
- beginnen en eindigen met een nummer of letter en mag de naam niet eindigen met streepje (-), geen twee opeenvolgende punten en geen streepjes naast punten bevatten (zo zijn "my-.bucket.com" en "my.-bucket" ongeldig).
- De maximumlengte van een Amazon S3-SLEUTEL is 1024 tekens. Om een succesvolle back-up naar Amazon S3 te garanderen, mag het pad niet langer zijn dan 1024 tekens min de lengte van de bij het opstellen van de taak opgegeven mapnaam.
- Als u Amazon S3 RRS-ondersteuning (Reduced Redundancy Storage) inschakelt, worden alleen gewijzigde gegevens na inschakeling van de optie naar RRS-opslag geback-upt. Dit betekent dat gegevens die al in de standaardopslag van Amazon S3 zijn geback-upt niet nogmaals naar RRS worden geback-upt.
- Het verplaatsen van geback-upte bestanden van Amazon S3 naar Amazon Glacier wordt niet ondersteund. Als bestanden via de AWS-beheerconsole van Amazon S3 naar Amazon Glacier worden verplaatst, kunnen de back-uptaken mislukken.
- Het back-uppen van bestanden naar virtueel gehoste buckets met SSL wordt niet ondersteund.
- Bij de overdracht van een bestand wordt het bestand opgedeeld in delen (partities). De partitielimiet kunt u instellen met de optie Multipart upload-partitiegrootte in taakinstelling en heeft een standaardwaarde van 512MB. Is de netwerkomgeving niet stabiel dan wordt een kleinere waarde voor deze optie aangeraden.
- Het maximum aantal partities per upload is 10000. De maximum grootte van een bestand is de Multipart upload-partitiegrootte vermenigvuldigd met 10000.
- De bestandnamen mogen geen UTF-8- of besturingstekens bevatten.
Om een Microsoft Azure-back-updoel te maken:
er is een Microsoft Azure-back-updoel nodig als u gegevens gaat back-uppen van een DiskStation naar een Microsoft Azure-server.
- Klik op Maken, selecteer Back-updoel op publieke cloud en Microsoft Azure-back-updoel en klik vervolgens op Volgende.
- Geef dit back-updoel een naam, voer de aanmeldingsgegevens in en vervolgens alle vereiste velden om de back-uptaak in te stellen.
Opmerkingen:
- er zijn verschillende opties beschikbaar voor het maken van back-uptaken met de Microsoft Azure-server als netwerkback-updoel, zoals overdrachtcodering. Denk eraan dat bepaalde opties, zoals overdrachtcodering, de snelheid van back-uptaken kunnen verlagen.
- Een back-upbestand wordt opgeslagen in de Container die u hebt geselecteerd op de Microsoft Azure-server, en de Blob-naam begint met de door u gekozen mapnaam en eindigt met het volledige pad van het bestand.
- De gegevensstructuur van Microsoft Azure bevat een koppeling van Container en Blob zonder mapstructuur. Een back-up van een lege map wordt niet ondersteund.
- Als een back-upbestand niet werd gewijzigd, wordt het niet opnieuw in dezelfde Container geback-upt naar Microsoft Azure.
- Elke Container op Microsoft Azure moet een unieke naam hebben. Daarnaast moet de naam:
- een bereik van 3 tot 63 tekens hebben
- mag de naam alleen kleine letters, getallen en streepjes (-) bevatten
- beginnen en eindigen met een nummer of letter en mag de naam geen opeenvolgende streepjes bevatten.
- De maximumlengte van een Microsoft Azure-Blob-naam is 1024 tekens. Om een succesvolle back-up naar Microsoft Azure te garanderen, mag het pad niet langer zijn dan 1024 tekens min de lengte van de bij het opstellen van de taak opgegeven mapnaam.
- De bestandnamen mogen geen UTF-8- of besturingstekens bevatten.
- De waarschuwingsmelding van de verificatiefout kan worden veroorzaakt door de onjuiste verificatie-informatie, een netwerkverbindingsprobleem of doordat de tijd op uw DiskStation niet overeenkomt met die van de externe server. Om de tijdsinstelling te controleren op uw DiskStation gaat u naar Configuratiescherm > Regionale opties > Tiijd om de tijd te synchroniseren met de NTP-server.
Om een hicloud S3-back-updoel te maken:
er is een hicloud S3-back-updoel nodig als u gegevens gaat back-uppen van een DiskStation naar een hicloud S3-server.
- Klik op Maken, selecteer Back-updoel op publieke cloud en vervolgens hicloud S3-back-updoel.
- Geef dit back-updoel een naam, voer de aanmeldingsgegevens in en vervolgens alle vereiste velden om de back-uptaak in te stellen.
Opmerkingen:
- er zijn verschillende opties beschikbaar voor het maken van back-uptaken met de hicloud S3-server als netwerkback-updoel, zoals overdrachtcodering. Denk eraan dat bepaalde opties, zoals overdrachtcodering, de snelheid van back-uptaken kunnen verlagen.
- Een back-upbestand wordt opgeslagen in de Bucket die u hebt geselecteerd op de hicloud S3 server, en de ingestelde SLEUTEL-waarde begint met de door u gekozen mapnaam en eindigt met het volledige pad van het bestand.
- de gegevensstructuur van hicloud S3 bevat een koppeling van Bucket en SLEUTEL zonder mapstructuur. Een back-up van een lege map wordt niet ondersteund.
- Als een back-upbestand niet werd gewijzigd, wordt het niet opnieuw in dezelfde Bucket geback-upt naar hicloud S3-server.
- Iedere Bucket op hicloud S3 moet een unieke naam hebben. Daarnaast moet de naam:
- een bereik van 3 tot 63 tekens hebben
- alleen kleine letters, getallen, punten (.) en streepjes (-) bevatten.
- beginnen en eindigen met een nummer of letter en mag de naam niet eindigen met streepje (-), geen twee opeenvolgende punten en geen streepjes naast punten bevatten (zo zijn "my-.bucket.com" en "my.-bucket" ongeldig).
- De maximumlengte van een hicloud S3-SLEUTEL is 255 tekens. Om een succesvolle back-uptaak naar hiclould S3 te garanderen, mag het pad niet langer zijn dan 255 tekens min de lengte van de bij het opstellen van de taak opgegeven mapnaam.
- Bij de overdracht van een bestand wordt het bestand opgedeeld in delen (partities). De partitielimiet kunt u instellen met de optie Multipart upload-partitiegrootte in taakinstelling en heeft een standaardwaarde van 512MB. Is de netwerkomgeving niet stabiel dan wordt een kleinere waarde voor deze optie aangeraden.
- Hicloud ondersteunt een maximum van 1000 partities per overdracht. Dit betekent dat de totale bestandsgrootte de maximale vermenigvuldiging van 1000 maal de partitie niet mag overschrijden. Als de Multipart upload-partitiegrootte bijvoorbeeld op 8 MB is ingesteld, zal een enkel bestand van meer dan 8000 MB niet worden geüpload.
- De back-up van gecodeerde gedeelde map wordt niet ondersteund.
- De bestandnamen mogen geen UTF-8- of besturingstekens bevatten.
Om een SFR NAS-back-updoel te maken:
er is een SFR NAS BACKUP-back-updoel nodig als u gegevens van een DiskStation naar een SFR NAS BACKUP-server gaat back-uppen.
- Klik op Maken, selecteer Back-updoel op publieke cloud en SFR NAS BACKUP-back-updoel en klik vervolgens op Volgende.
- Geef dit back-updoel een naam, voer de aanmeldingsgegevens in en vervolgens alle vereiste velden om de back-uptaak in te stellen.
Opmerkingen:
- er zijn verschillende opties beschikbaar voor het maken van back-uptaken met de SFR NAS BACKUP-server als netwerkback-updoel, zoals overdrachtcodering. Denk eraan dat bepaalde opties, zoals overdrachtcodering, de snelheid van back-uptaken kunnen verlagen.
- Een back-upbestand wordt opgeslagen in de Bucket die u hebt geselecteerd op de SFR NAS BACKUP-server, en de ingestelde sleutelwaarde begint met de door u gekozen mapnaam en eindigt met het volledige pad van het bestand.
- de gegevensstructuur van SFR NAS BACKUP bevat een koppeling van Bucket en Sleutel zonder mapstructuur. Een back-up van een lege map wordt niet ondersteund.
- Als een back-upbestand niet werd gewijzigd, wordt het niet opnieuw in dezelfde Bucket geback-upt naar SFR NAS BACKUP-server.
- Iedere Bucket op SFR NAS BACKUP moet een unieke naam hebben. Daarnaast moet de naam:
- een bereik van 3 tot 63 tekens hebben
- alleen kleine letters, getallen, punten (.) en streepjes (-) bevatten.
- beginnen en eindigen met een nummer of letter en mag de naam niet eindigen met streepje (-), geen twee opeenvolgende punten en geen streepjes naast punten bevatten (zo zijn "my-.bucket.com" en "my.-bucket" ongeldig).
- De maximumlengte van een SFR NAS BACKUP-SLEUTEL is 1024 tekens. Om een succesvolle back-up naar SFR NAS BACKUP te garanderen, mag het pad niet langer zijn dan 1024 tekens min de lengte van de bij het opstellen van de taak opgegeven mapnaam.
- Bij de overdracht van een bestand wordt het bestand opgedeeld in delen (partities). De partitielimiet kunt u instellen met de optie Multipart upload-partitiegrootte in taakinstelling en heeft een standaardwaarde van 64MB. Is de netwerkomgeving niet stabiel dan wordt een kleinere waarde voor deze optie aangeraden.
- De bestandnamen mogen geen UTF-8- of besturingstekens bevatten.
Om het back-updoel te beheren:
selecteer een bestaand back-updoel en klik op een van de onderstaande knoppen:
- Bewerken: wijzig de instellingen van het geselecteerde back-updoel.
- Verwijderen: verwijder het geselecteerde back-updoel.
Een back-up maken naar de gedeelde map
Dit type back-updoel behoudt alleen de up-to-date back-upkopie. Standaard worden na het voltooien van de oorspronkelijke back-up bestanden die van de bron werden verwijderd bij de eerstvolgende taak verwijderd van het doel Wilt u in de bron verwijderde bestanden echter op het back-updoel behouden, dan moet u tijdens het opstellen van de back-uptaken de optie De back-upbestanden op back-updoel behouden inschakelen.
Een back-up maken naar het volume
Dit type back-updoel moet een lokaal of netwerkvolume op een DiskStation-apparaat zijn (met uitzondering van externe opslagapparaten). Het bewaart meerdere versies van back-upkopieën zodat u op elk moment elk map kunt terugzetten.
Om de opgeslagen gegevens van een back-uptaak te verwijderen:
- ga naar het tabblad Back-updoel en vouw het back-updoel uit dat de te verwijderen taak bevat.
- Klik op het pictogram Verwijderen van de geselecteerde Back-uptaak en vervolgens in het dialoogvenster Verwijderen.
Om de opgeslagen gegevens van een back-upversie te verwijderen:
- ga naar het tabblad Back-updoel en vouw het back-updoel uit dat de te verwijderen taakversie bevat.
- Klik op het pictogram Informatie back-upversie van de geselecteerd Back-uptaak.
- Selecteer de back-upversie die u wilt verwijderen en klik op Verwijderen.
Een back-upversie vergrendelen om verwijdering door de back-uprotatie te voorkomen:
- Ga naar het tabblad Back-updoel en vouw het back-updoel uit dat de te ontgrendelen taakversie bevat.
- Klik op het pictogram Informatie back-upversie van de geselecteerde Back-uptaak.
- Selecteer de back-upversie die u wilt vergrendelen en klik op Vergrendelen.
Om rechten van een back-updoel te beheren:
- selecteer een back-updoel van een lokaal volume en klik op Bewerken.
- Klik op Lijst toestaan en vervolgens op Toevoegen om de gebruiker of groep toe te voegen aan de lijst.
Om een eigenaar voor een back-updoel in te stellen:
- selecteer een back-updoel van een lokaal volume en klik op het pictogram Eigendom van de geselecteerde Back-uptaak
- Onder Back-uprechten selecteert u een Eigenaar in het vervolgkeuzemenu.
Om een gebruiker of groep in DiskStation toe te staan om opgeslagen gegevens van een back-uptaak te lezen en terug te zetten:
- selecteer een back-updoel van een lokaal volume en klik op het pictogram Eigendom van de geselecteerde Back-uptaak
- Klik op Lijst toestaan en vervolgens op Toevoegen om de gebruiker of groep toe te voegen aan de lijst.
Opmerkingen:
- de standaardeigenaar van de back-uptaak is de opsteller van de taak.
- Alleen de eigenaar van de back-uptaak kan de taak uitvoeren. Back-uptaken die op eerdere versies dan DSM 5.1 zijn opgesteld, hebben een dergelijke limiet niet. Daarom kunnen alle gebruikers van de groep administrators de back-uptaak uitvoeren.
- De taakeigenaar en gebruikers van de groep administrators kunnen de opgeslagen gegevens van een back-uptaak verwijderen.
- De taakeigenaar, gebruikers van de groep administrators en gebruikers van de Lijst toestaan kunnen de opgeslagen gegevens van een back-uptaak verwijderen.
- Alleen gebruikers van de groep administrators kunnen toegangsrechten, een eigenaar en een Lijst toestaan instellen voor een lokaal back-updoel.
- De opgeslagen gegevens van een back-uptaak gebruiken de opslagquota van de taakeigenaar.
- Heeft een volume geen back-updoel dan kunnen alleen gebruikers van de groep administrators het eerste back-updoel op het volume maken.
- Alleen gebruikers van de groep administrators kunnen de opgeslagen gegevens of het volledige back-updoel verwijderen.
- Elke back-up bevat de systeemconfiguratie en bestandsmetagegevens.
- De back-up van gecodeerde gedeelde map wordt niet ondersteund.
- Versievergrendeling wordt niet ondesteund in DSM 5.1 of eerdere versies.