Herstel
Op deze pagina kunnen systeembeheerders een herstel uitvoeren. Zodat gebruikers toegang hebben tot snapshots van gedeelde mappen via File Station of Windows File Explorer moet u het selectievakje Snapshot zichtbaar maken inschakelen.
Gedeelde map
Individuele bestanden/mappen terugzetten in een gedeelde map:
- Selecteer de gedeelde map die u wilt terugzetten.
- Klik op Herstellen.
- Selecteer de snapshotversie die u wilt terugzetten.
- Klik op Bladeren en kopieer de bestanden/mappen die u wilt terugzetten naar het doel.
Een gedeelde map terugzetten:
- Selecteer de gedeelde map die u wilt terugzetten.
- Klik op Herstellen.
- Selecteer de snapshotversie die u wilt terugzetten.
- Klik op Actie en selecteer In-place terugzetten in het vervolgkeuzemenu.
- U krijgt een bevestigingsmelding. Klik op Ja om de actie te bevestigen.
Een snapshot klonen naar een nieuwe gedeelde map:
- Selecteer de gedeelde map die u wilt klonen.
- Klik op Herstellen.
- Selecteer de snapshotversie die u wilt klonen naar een nieuwe gedeelde map.
- Klik op Actie en selecteer Klonen met een nieuwe naam in het vervolgkeuzemenu.
- U wordt doorgestuurd naar pagina Klonen in Configuratiescherm > Gedeelde map > Maken. Voer de naam van de gekloonde gedeelde map in en klik op OK om te voltooien.
Opmerking:
- de gedeelde map "homes" kan niet worden teruggezet.
- Het is niet mogelijk om gekloonde gedeelde mappen te coderen.
- De gegevensconsistentie kan niet worden gegarandeerd bij het maken van een snapshot terwijl er nog bestanden worden overgedragen.
- Beperkingen van gecodeerde gedeelde mappen:
- voor gekoppelde en gecodeerde gedeelde mappen is geen van beide herstelprocessen mogelijk.
- Klonen met een nieuwe naam is niet beschikbaar voor gecodeerde gedeelde mappen.
- Ga naar In-place terugzetten om eerdere versies van ontkoppelde gecodeerde gedeelde mapen terug te zetten.
Overschakelen naar replicatie van een gedeelde map:
- selecteer de gerepliceerde gedeelde map die u wilt overschakelen.
- Klik op Overschakelen.
- Selecteer de nieuwe doelserver wanneer er meerdere replicatietaken van de gedeelde map zijn.
- Klik op Overschakeling om de actie te starten.
Een replicatiefailover van een gedeelde map uitvoeren:
- selecteer de gerepliceerde gedeelde map waarvoor u de failover wilt uitvoeren.
- Klik op Failover > Failover.
- Selecteer de versie van de snapshot die u wilt terugzetten.
- Klik op Failover om de actie te starten.
Opmerking:
- u kunt uitsluitend een failover uitvoeren na een fout op de bronserver.
De replicatie van een gedeelde map opnieuw beveiligen:
tijdens de failover naar de doelserver zal de replicatietaak de synchronisatie van gegevens tussen de twee servers stoppen. U moet de replicatietaak opnieuw beveiligen nadat de originele bronserver is hersteld.
- Selecteer de gedeelde map waarop de failover is uitgevoerd en die opnieuw moet worden beveiligd.
- Klik op Failover > Opnieuw beveiligen.
- Selecteer de nieuwe bronserver.
- Selecteer de nieuwe doelserver wanneer er meerdere replicatietaken van de gedeelde map zijn.
- Klik op Opnieuw beveiligen om de actie te starten.
Opmerking:
- de bestaande gegevens in de gerepliceerde gedeelde map op de nieuwe doelserver worden overschreven met de gegevens op de nieuwe bronserver.
- Bestaat de geselecteerde snapshotversie voor failover niet op de partnerserver dan kan het opnieuw beveiligen-proces langer duren.
Een failover-test voor een gerepliceerde gedeelde map uitvoeren:
- selecteer de gerepliceerde gedeelde map die u wilt testen.
- Klik op Failover-test > Failover-test.
- Selecteer de Testserver wanneer er meerdere replicatietaken van de gedeelde map zijn.
- Voer de Naam voor failover-test in voor de gedeelde map en selecteer een te testen snapshotversie.
- Klik op Failover-test om de actie te starten.
Opmerking:
- het uitvoeren van een switchover/failover van een replicatie zal de failover-test opschonen.
- U kunt geen replicatietaak maken voor een failover-test van een gedeelde map.
De failover-test van een gerepliceerde gedeelde map opschonen:
- Selecteer de gerepliceerde gedeelde map waarvan u de failover-test wilt opschonen.
- Klik op Failover-test > Failover-test opschonen.
- Schakel het selectievakje in van de failover-test die u wilt opschonen.
Opmerking: schakel het selectievakje Gegevens van failover-test verwijderen in wanneer u de voor de failover-test gemaakte gedeelde map niet wilt behouden.
- Klik op Failover-test opschonen om de actie te starten.
iSCSI LUN
Om een iSCSI LUN te herstellen:
- selecteer de iSCSI LUN die u wilt terugzetten.
- Klik op Herstellen.
- Selecteer de snapshotversie die u wilt terugzetten.
- Klik op Actie en selecteer In-place terugzetten in het vervolgkeuzemenu.
- U krijgt een bevestigingsmelding. Klik op Ja om de actie te bevestigen.
Een snapshot klonen naar een nieuwe iSCSI LUN:
- selecteer de iSCSI LUN die u wilt klonen.
- Klik op Herstellen.
- Selecteer de snapshotversie die u wilt klonen naar een nieuwe iSCSI LUN.
- Klik op Actie en selecteer Klonen met een nieuwe naam in het vervolgkeuzemenu.
- U wordt doorgestuurd naar pagina Klonen in Opslagbeheer > iSCSI LUN. Voer de naam van de gekloonde iSCSI LUN in en klik op OK om te voltooien.
Opmerking:
- De gegevensconsistentie kan niet worden gegarandeerd bij het maken van een snapshot terwijl er nog bestanden worden overgedragen.
Overschakelen naar replicatie van een gedeelde map:
- selecteer de gerepliceerde iSCSI LUN map die u wilt overschakelen.
- Klik op Overschakelen.
- Selecteer de nieuwe doelserver wanneer er meerdere replicatietaken van de iSCSI LUN zijn.
- Klik op Overschakeling om de actie te starten.
Een replicatiefailover van een iSCSI LUN uitvoeren:
- selecteer de gerepliceerde iSCSI LUN map waarvoor u een failover wilt uitvoeren.
- Klik op Failover > Failover.
- Selecteer de versie van de snapshot die u wilt terugzetten.
- Klik op Failover om de actie te starten.
Opmerking:
- u kunt uitsluitend een failover uitvoeren na een fout op de bronserver.
De replicatie van een iSCSI LUN opnieuw beveiligen:
tijdens de failover naar de doelserver zal de replicatietaak de synchronisatie van gegevens tussen de twee servers stoppen. U moet de replicatietaak opnieuw beveiligen nadat de originele bronserver is hersteld.
- Selecteer de iSCSI LUN waarop de failover is uitgevoerd en die opnieuw moet worden beveiligd.
- Klik op Failover > Opnieuw beveiligen.
- Selecteer de nieuwe bronserver.
- Selecteer de nieuwe doelserver wanneer er meerdere replicatietaken van de iSCSI LUN zijn.
- Klik op Opnieuw beveiligen om de actie te starten.
Opmerking:
- de bestaande gegevens in de gerepliceerde iSCSI LUN op de nieuwe doelserver worden overschreven met de gegevens op de nieuwe bronserver.
- Bestaat de geselecteerde snapshotversie voor failover niet op de partnerserver dan kan het opnieuw beveiligen-proces langer duren.
Een failover-test voor een gerepliceerde iSCSI LUN uitvoeren:
- selecteer de gerepliceerde iSCSI LUN map die u wilt testen.
- Klik op Failover-test > Failover-test.
- Selecteer de Testserver wanneer er meerdere replicatietaken van de iSCSI LUN zijn.
- Voer de Naam voor failover-test in voor de iSCSI LUN en selecteer een te testen snapshotversie.
- Klik op Failover-test om de actie te starten.
Opmerking:
- het uitvoeren van een switchover/failover van een replicatie zal de failover-test opschonen.
- U kunt geen replicatietaak maken voor een failover-test van een iSCSI LUN.
Een failover-test van een gerepliceerde iSCSI LUN opschonen:
- selecteer de gerepliceerde iSCSI LUN waarvan u de failover-test wilt opschonen.
- Klik op Failover-test > Failover-test opschonen.
- Schakel het selectievakje in van de failover-test die u wilt opschonen.
Opmerking: schakel het selectievakje Gegevens van failover-test verwijderen in wanneer u de voor de failover-test gemaakte iSCSI LUN niet wilt behouden.
- Klik op Failover-test opschonen om de actie te starten.